Deze briljante debuutroman is als een stuk topaas die je tussen je vingers kunt klemmen en ronddraaien om te zien hoe het licht er nu eens intrekt, dan weer op afketst… Steeds weet de schrijver het spannend te laten ritselen in je ooghoeken… Het kolkt van fabelachtige verbeeldingskracht en tingeltangelende taal vol ‘glimwormen die oplichten in een donker bos’… Haar behoedzame tred, consciëntieuze oog voor details en poëtische bespiegelingen leveren een fonkelende ontdekkingstocht op die je meteen na afloop weer wilt ondernemen.
Bent u al afgehaakt, lieve lezer? Ik zou het u niet kwalijk nemen. De bovenstaande alinea heb ik niet zelf bedacht, maar samengesteld uit drie verschillende boekbesprekingen, allemaal geschreven door iemand die ik hier even Mirabelle Pretencio noem. Ik val maar meteen met de deur in huis: ik erger me kapot aan haar stukken. Op zich dwingt niemand me haar teksten te lezen. Toch verschijnen ze op een literaire site die ik geregeld bezoek, waardoor ik er onvermijdelijk mee geconfronteerd word.
Ik had dit stuk waarschijnlijk nooit geschreven als Mirabelle Pretencio mij niet had gecensureerd. Eind vorig jaar las ik een recensie van haar, en daaronder stond een scherpe reactie van ene Vincent Vissen: ‘Ik geloof niet meer dat Mirabelle Pretencio echt bestaat. Volgens mij is ze een AI die informatie verzamelt uit juryrapporten en Thomas de Veen-recensies en dit toepast op young adult autofictie.’ Ik schoot in de lach en gaf hem direct bijval. Wat ik precies schreef, weet ik niet meer, maar het kwam erop neer dat haar stukken gekenmerkt worden door idolatrie (ze vindt jonge schrijvers uit het wereldje altijd gewéldig), papegaaijerij en moeilijkdoenerij. Een paar dagen later kreeg ik een e-mail: mijn kritische opmerking was, op verzoek van Pretencio zelf, verwijderd. Een recensent die geen kritiek verdraagt en die laat weghalen? Buitengewoon kleingeestig. Daarom wijd ik er na het lezen van wéér een boekbespreking van haar hand toch maar een stuk aan. Ze kan mij immers niet sommeren mijn eigen Substackpagina te verwijderen.
Enfin, ik heb me afgevraagd waarom haar stukken zo’n onderhuidse irritatie bij me oproepen. Waarom krijg ik bij elke nieuwe recensie het gevoel dat ik door een sierlijk geborduurd tapijt van taal loop, maar bij elke stap verder weg raak van de grond onder mijn voeten? Haar zinnen zijn als nevelslierten in de ochtendschemering – fonkelend, vluchtig, steeds net buiten bereik – en toch blijft er iets kleven, iets onbenoembaars dat zich vastzet in de plooien van mijn korzeligheid. Haar tekstuele constructies resoneren op een manier die reminiscenties oproept aan een pedagogisch figuur uit mijn verleden, wiens discursieve benadering van literatuur zodanig doordrenkt was van hermetische complexiteit en cerebrale praalzucht, dat mijn intrinsieke affectie voor het geschreven woord geleidelijk verwerd tot een fragiel relikwie van vervlogen enthousiasme.
Zo iemand die niet simpelweg stelde dat een roman gelaagd was, maar die beweerde dat woorden zich als ranken van blauwe regen over de lezer uitspreiden, de letters kruidend met een melancholie die niet zozeer wordt gevoeld als wel wordt vermoed in de verte van het onuitgesprokene. Bij elke recensie van Mirabelle Pretencio trekt dezelfde mist op: een labyrint waarin je je verliest, een sluier die glanst en zweeft als een fata morgana boven een taalwoestijn, slechts bestaand in de perifeer sidderende luchttrillingen. Een tekst die zich om zich heen wentelt als een ouroboros van semantisch vertoon, zichzelf absorberend en toch nooit geheel gevormd, als een zeepbel die in haar eigen weerspiegeling oplost. De essentie blijft ergens in de ooghoeken van de tekst ritselen, een gedachte die als een vallende ster langs de rand van je bewustzijn schiet, zich in de verte van het lezersoog oplost, ongrijpbaar, onvoltooid, onbegrensd.
Zo, het heeft me heel wat moeite gekost om de vorige twee alinea’s uit mijn toetsenbord te rammen, en vraag me alsjeblieft niet wat sommige zinnen betekenen, want dat weet ik zelf niet. Ze klinken gewichtig, dat wel, maar zijn totaal inhoudsloos. En dat geldt ook voor de recensies van Pretencio. Haar schrijfstijl is bedoeld om te imponeren, maar als je haar teksten stript van alle pretenties, blijft er niets over dan bijvoorbeeld ‘Dit boek is interessant omdat het actuele thema’s heeft.’
Het grootste probleem met deze manier van recenseren is dat het de potentiële lezer afschrikt. Hoe positief Pretencio ook is, onbewust ga ik als lezer haar taal associëren met het door haar behandelde boek. Met andere woorden: ik zou dat boek nooit kopen als ik moest afgaan op haar pretentieuze, onleesbare oordelen.
Een boekrecensie zou moeten enthousiasmeren, informeren of op zijn minst een helder beeld schetsen van wat een boek te bieden heeft. Maar wie wordt hier wijzer van? Niet de toevallige lezer die overweegt het boek op te pakken. Niet de literaire liefhebber die een scherp onderbouwde analyse verwacht. En al helemaal niet de jonge, beginnende lezer die misschien net zijn eerste stappen zet in de wereld van literatuur.
Wanneer een tekst verzuipt in wollige quatsch, wordt de drempel voor veel lezers alleen maar hoger. In plaats van nieuwsgierigheid op te wekken, roept dit soort recensies eerder het gevoel op dat literatuur iets ontoegankelijks is, iets waar je ‘ingewijd’ voor moet zijn. Dat laatste wordt nog versterkt door ironieloze generalisaties als: ‘Het hoofdpersonage heeft dezelfde naam als de schrijfster, want wij zijn nu eenmaal eerder geïnteresseerd als we het idee hebben dat schrijvers zich open en bloot stellen.’ Dat wij is geen majesteitsmeervoud, maar staat voor ‘wij mensen die verstand hebben van literatuur’. En het sluit mensen buiten die deze mening absoluut niet delen (ja, ook mij).
Potentiële lezers kunnen hierdoor ontmoedigd raken. Misschien denken ze dat ze te dom zijn om zo’n stuk te begrijpen; ze zien een boekrecensie vol vaagtaal en concluderen dat het boek zelf ook wel zo ondoordringbaar zal zijn. Of erger nog: ze krijgen het idee dat literaire kritiek per definitie bestaat uit dit soort holle frasen en ophopingen van pretentie, en keren zich ervan af.
Kritiek mag heus gelaagd, scherp en analytisch zijn. Maar wat niet zou moeten gebeuren, is dat de liefde voor boeken verdrinkt in een zee van interessantdoenerij. Want laten we eerlijk zijn: als een recensie overloopt van tingeltangelende wartaal, hoe groot is dan de kans dat je op basis daarvan het boek oppakt?
Ik haakte bijna af bij die paragrafen maar ik heb toch alles gelezen. Goed stukje! Ik ga diegene googlen, als inspiratie voor slechte poëzie.
Ik heb even gegoogeld en vond de citaten op Tzum. Het lijkt niet om het recenseren van een boek te gaan, maar vooral om: kijk eens hoe diepzinnig en rijk ik kan formuleren. Passages die elke zichzelf respecterende schrijver juist mijdt als de pest.